recht op een huurwoning? uitspraak in hoger beroep

 

X heeft van Y een woning gehuurd. De woning is in 2002 wegens een huurachterstand van  € 3.343,95 ontruimd. De huurachterstand is niet afgelost. Nadien heeft X een woning van een particulier gehuurd. Ook deze woning is ontruimd wegens een huurachterstand. X staat ingeschreven als woningzoekende en komt in aanmerking voor een woning van Y. In kort geding is geoordeeld dat Y niet in strijd handelt met haar maatschappelijke zorgvuldigheidsplicht tegenover X door hem een woning te weigeren. X gaat tegen dit oordeel in hoger beroep. Het hof stelt voorop dat het Y vrijstaat om te bepalen met wie zij een huurovereenkomst sluit. De maatschappelijke verantwoordelijkheid, die haar als toegelaten instelling van volkshuisvesting in de zin van artikel 70 Woningwet toekomt, brengt mee dat zich bijzondere gevallen kunnen voordoen waarin de weigering om aan een woningzoekende een woning te verschaffen onrechtmatig is. X is binnen vijf jaar tweemaal ontruimd wegens een huurschuld. Het komt het hof gerechtvaardigd voor dat de vrees bestaat dat er opnieuw betalingsproblemen zullen ontstaan. Daarbij komt dat de achterstand nog niet is afgelost. Onder die omstandigheden kan van Y niet verwacht worden dat zij X het voordeel van de twijfel geeft. X heeft niet aangetoond dat hij daadwerkelijk het betaalgedrag wenst te verbeteren. Dat X bezig is met een schuldsanering is te weinig concreet.  X’s bereidheid om de sociale dienst te machtigen om huurpenningen in te houden op zijn uitkering en zich onder bewind te laten stellen opdat de huur zal worden betaald, is onvoldoende. Een onherroepelijk machtiging kan worden beëindigd door opzegging door de sociale dienst. Het verzoek tot onderbewindstelling kan worden afgewezen en worden beëindigd. Dat Y onvoldoende vertrouwen heeft, is begrijpelijk. X heeft niet betwist dat Y hem na de ontruiming in 2002 nog een huurcontract heeft aangeboden doch heeft hij niet aan de financiële voorwaarden heeft voldaan. Niet blijkt dat X voldoende inspanningen heeft verricht om bij andere woningaanbieders in de regio woonruimte te vinden. X is en blijft verantwoordelijk voor betaling van zijn schulden. Y heeft niet gehandeld in strijd met haar eigen maatschappelijke zorgvuldigheid. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Dordrecht.

Commentaar:

De hoofdregel blijft dat een woningstichting zelf bepaalt met wie zij een huurcontract afsluit. De maatschappelijke zorgvuldigheid kan onder bijzondere omstandigheden echter meebrengen dat desondanks een huurder niet kan worden geweigerd. Een geval waarin de huurder een huurachterstand laat ontstaan en niet inlost, is geen bijzonder geval. Interessant is dat het hof ook het gedrag van de huurder na de eerste ontruiming meeweegt, namelijk dat de man ook bij een particuliere verhuurder een huurachterstand heeft laten ontstaan. Was dit niet het geval, dan zou dit –  A contrario redenerend – aanleiding kunnen zijn voor een tweede kans, zeker als de huurschuld inmiddels is verjaard. Mogelijk heeft het hof hierop het oog als wordt uitgegaan van een periode van 5 jaar. Schulden verjaren meestal na 5 jaar. Het zal steeds van de specifieke omstandigheden van het geval afhangen of een toegelaten instelling in strijd heeft gehandeld met de maatschappelijke zorgvuldigheid. Een huurder zal – zowel letterlijk als figuurlijk – van goeden huize moeten komen om dit aannemelijk te maken.

Diederik Briedé

About
echtscheiding, huurecht, vastgoedrecht, personen- en familierecht, mediation, alimentatie, gezag, curatele, incasso, bewind, mediator, overeenkomstenrecht, aansprakelijkheidsrecht, burenrecht, wanprestatie, naamswijziging, omgang, hoofdverblijf, mentor, strafrecht